Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Loden dakbedekking

Totdat zink in de 19e eeuw opkwam als dakbedekking was lood de meest gebruikte metalen dakbedekking voor platte daken of daken met een flauwe dakhelling.
De Romeinen gebruikten dit zware materiaal al voor dit doel en ook in de middeleeuwen kwam het veel voor. Engelse kerken hebben vaak een flauwe dakhelling, daar is het meer te vinden dan in de Nederlanden.
De loden dakbedekking ligt het stevigst op een gemetselde ondergrond, maar die is vaak niet beschikbaar. Meestal vormt een heel stevige vlakke houten dakconstructie de ondergrond.
De platen bladlood sluiten zijdelings met felsnaden op elkaar aan. Een plat dak heeft - als het goed is - een afschot, dus een zeer geringe dakhelling, zodat het regenwater weet waar het heen moet. Felsen zouden de afwatering hinderen, daarom is de dakopbouw in de vorm van een flauw trapje het beste. De platen kunnen dan met een neergebogen rand over de opstaande rand van de lager gelegen soortgenoten heen vallen. Een felsdak kan dit probleem ook simpeler oplossen door de platen in één richting om elkaar heen te buigen.
Bij een dak met een steile dakhelling zou het zachte lood met zijn hele gewicht aan nagels hangen en dan al snel afscheuren. Leien of daktegels waren in dat geval veel handiger. Omgekeerd waren deze dakbedekkingen niet geschikt voor flauwe daken, omdat ze dan te gemakkelijk inwateren.

Tekst: Jean Penders (10-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders